Bericht 11

Ik betrap me erop dat ik, om verder te kunnen schrijven, hard zit na te denken. Het gaat wat stroever, ik krijg last van breinstroefheid. Tot voor kort kon ik schrijven vanuit ervaringen, reflecteren op dingen die ik meegemaakt had. Nu ben ik aan het schrijven over wat er kan of gaat gebeuren als… M.a.w. ik ben gedachten aan het projecteren, op het gevaar af dat het abstract wordt. Het wordt dus tijd om het denken en schrijven af te ronden, al het gedachte bij elkaar te nemen, in een grote zak te stoppen, met die zak aan tafel te gaan zitten en zeggen: ‘Mensen, kijk eens wat hier in zit. Zullen we daar iets mee gaan doen?’ Het wordt tijd om in gesprek en in de praktijk verder te gaan.

Laat ik, om die breinstroefheid te omzeilen, het punt waarop ik gekomen ben als beeld omschrijven. Ik zie het als een plaatje, twee plaatjes eigenlijk…

Het eerste plaatje: twee mensen zitten tegenover elkaar. De een betaalt de ander ergens voor. Dat kan probleemloos gaan, maar misschien is het bedrag een struikelblok. Het zou te hoog kunnen zijn en de eerste zegt: ‘Ik zie toch maar van de koop af.’ De ander zegt: ‘Als je wat minder geeft, ben ik ook tevreden.’ Of omgekeerd, de eerste: ‘Als jij er iets van afdoet, ga ik er wel in mee.’ De gebruikelijke koehandel. Dus twee mensen tegenover elkaar en het bedrag in het midden is de kwestie, het object van overleg, de bron van mogelijk ongemak. Het ongemak ligt in het midden. Dit is in wezen een andere beschrijving van het begrip koopgeld.

Het tweede plaatje: twee mensen zitten tegenover elkaar. De een betaalt de ander een bedrag, maar de hoogte ervan ligt tevoren niet vast. De een vraag aan de ander: ‘Doe eens een voorstel. Wat is voor jou mogelijk?’ De ander repliceert: ‘Wat heb jij nodig?’ Het bedrag fluctueert, schuift heen en weer. En elk van de twee mensen zal voor zichzelf een afweging moeten maken en een keuze, en die keuze voor zichzelf moeten verantwoorden. Dat is lastig. Het ongemak ligt nu niet in het midden, maar bij elk van beide personen, elk in volledig eigen verantwoordelijkheid. In die sfeer functioneert schenkgeld.
Als ontvanger moet ik nadenken over mijn behoefte en daar transparant in zijn, als gever over mijn mogelijkheden. Ik raak betrokken bij de ander op een andere manier. Of anders gezegd: er ontstaat een andere kwaliteit in de ruimte tussen ons: existentiëler, betrokkener.

In gesprek zei iemand me een keer: ‘..Maar dan leg je bij mij op het bord wat jouw verantwoordelijkheid is.’ Volgens mij is dat een misvatting. Het is wel degelijk ieders eigen verantwoordelijkheid: ik ben verantwoordelijk voor wat mijn behoefte is, de ander voor wat hij kan/wil geven. Ik kan die ander niet zeggen: ‘Ik vind dat je zoveel of zoveel moet schenken’. In dat besluit is de ander volledig autonoom, zoals ik dat ben in het bepalen van wat mijn behoefte is (en andersom natuurlijk). Tussen beide grootheden, behoefte van de een, mogelijkheden van de ander, kan dus een spanningsveld bestaan en dat is helemaal in orde. Dat moeten we leren dragen.
 Het is een manier van omgaan met elkaar die we niet gewend zijn. Het vraagt acceptatie, vertrouwen en betrokkenheid.
Een andere, interessante suggestie kwam van Daan Sistermans, die in een gesprek zei: ‘Als ik aan de Werkplaats ga meedoen, neem ik een risico. Namelijk dat ik niet weet wat het me gaat opleveren. Dat risico is voor iedereen gelijk, dus betaal je allemaal hetzelfde’. Boeiende gedachte, maar deze gedachtegang blijft m.i. halverwege steken. Ik verkoop namelijk geen risico (dat is de gedachte achter een loterij). Je betaalt mij, of beter: je schenkt, opdat ik in mijn levensonderhoud kan voorzien.

Ik heb voor mijn gevoel nu genoeg ingrediënten om tot een praktische uitwerking te komen. Het onderzoek mag experiment worden, in gesprek met de deelnemers.
… Over een week begint de Werkplaats weer!
Ik kan me voorstellen dat ik over een poosje nog een keer een bericht schrijf, als een samenvatting van wat dit gedachteonderzoek me opgeleverd heeft. En, hopelijk, de praktische uitwerking ervan in een concrete en werkbare vorm.

De beginvraag was: Als de Werkplaats een vrije ruimte is (vrij in de zin van: een ruimte voor individuele ontwikkeling en inspiratie), wat is een juiste betalingsvorm, die deze ruimte in haar kwaliteit kan onderhouden?
Ik wil eindigen met een laatste vraag, die ik open laat en meeneem: Als ik dit gedachtespoor over geld volg, kom ik tot zaken als betrokkenheid, vertrouwen, overleg en verantwoordelijkheid, alles bij elkaar ingrediënten van gemeenschapszin. Is die gemeenschapszin het resultaat vàn of de voorwaarde vóór zo’n andere manier van omgaan met geld en met elkaar?

Beste lezer, ik hoop dat je deze hele gedachteontwikkeling gevolgd hebt. Misschien heb je alle berichten gelezen, zelfs gereageerd, of heb je alleen een enkele gedachte tot je genomen. In al deze gevallen ben ik je dank verschuldigd, want die virtuele aandacht heeft mij op dit spoor gehouden. De helderheid die het me opgeleverd heeft, hoop ik nu in te kunnen zetten in de praktijk. Wordt vervolgd, elders.

Een warme groet,
Erik Lemmens, 30-8-2012