Bericht 3

Allereerst kort iets over de context van dit project: de Werkplaats.

In de Werkplaats komt wekelijks op maandag een groep mensen bij elkaar om te schilderen en in het algemeen met kunst bezig te zijn. Deze deelnemers zoeken verdieping, inspiratie, ontwikkeling in hun werk en creatieve mogelijkheden. Ze komen voor een (half)jaar, sommigen blijven meerdere jaren. Er is veel uitwisseling en gesprek over kunst, filosofie, levensvragen, elkaars werk en ontwikkeling. Er ontstaat een sfeer van onderlinge betrokkenheid en vertrouwen. Ik begeleid de deelnemers in hun proces, schep en verzorg de ruimte, bied input als dat nodig is, soms als docent, soms meer als facilitator.
…
Dat is de Werkplaats in een paar woorden. Binnen deze context stel ik mijn vragen over omgaan met geld.

Ik neem je mee terug naar een gebeurtenis, een actie eigenlijk, van een paar jaar geleden.

Bij tijd en wijle had ik er behoorlijk last van dat ik me onzeker voelde in wat ik deed en aanbood als docent in de Werkplaats. Doe ik wel genoeg? Geef ik de mensen wel genoeg? Heb ik wel genoeg in huis? Dat soort vragen. ‘Straks merken ze nog dat ik eigenlijk niets te vertellen heb… dan val ik door de mand!’ Ik denk dat veel mensen die dit soort werk doen deze gedachten zullen herkennen.
Op enig moment kwam het inzicht: als ik geen mand maak, kan ik er ook niet doorheen vallen. Daar maakte ik mijn werk motto van. Maar om dat te laten werken moest ik allereerst onderzoeken wat die ‘mand’ van mij inhield. ‘Geen mand maken’ betekende voor mij onzekerheid over eigenwaarde loslaten, intuïtie ontwikkelen, in het moment kunnen/durven zijn. Dat soort dingen. Maar ook geld bleek een rol te spelen in het ‘vlechtwerk’ van de mand: ‘Als de mensen zoveel betalen, dan moet ik toch ook genoeg kunnen bieden..?’

Ik ben dat laatste aspect als zo beknellend gaan ervaren dat ik onaangekondigd, op een maandagochtend een paar jaar geleden, een actie gehouden heb. Ik heb bij binnenkomst van de deelnemers een kort rekensommetje op het bord gemaakt: ‘Kijk, jullie betalen mij €55 voor deze werkdag; de atelierhuur kost zoveel, materiaal zoveel, overhead.. enz. De vaste kosten van deze dag zijn dus €30 per deelnemer. Blijft over €25, dat is mijn honorarium. Of dit een goede dag wordt, of je inspiratie vindt en of je straks tevreden naar huis gaat, kun je nu nog niet weten. Of ik je veel of weinig te bieden heb vandaag, weet ik ook nog niet. Daarom geef ik je die €25 euro terug.’ Ik heb toen de verraste deelnemers elk €25 euro gegeven, met de vraag: ‘Als je straks tevreden bent met deze dag, mag je een bijdrage voor mij daarginds in dat bakje stoppen.’
Het werd een fantastische dag, vol inspiratie en esprit. ‘s Avonds zat er meer in het bakje dan ik ‘s ochtends uitgedeeld had. Dat was mooi, maar daar ging het mij niet om. Ik was vooral geraakt door het besef dat ik me die dag letterlijk bevrijd had gevoeld van een beklemming waar ik anders vaak onder gebukt ging. Ik had mezelf duidelijk gemaakt dat het mogelijk is een ruimte te scheppen waarin ik me geïnspireerd kan voelen en vrij kan bewegen. En dat ik die ruimte als vrij beleefde had te maken met daad-werkelijk (letterlijk) iets te doen aan mijn ‘mand’ en met de rol van geld.

Vanaf dat moment was mij duidelijk: als ik van de Werkplaats een open, vrije plek van inspiratie en ontwikkeling wil maken, dan zal ik ooit die vraag rond het geld moeten aanpakken. 
(Voor mij was dit zoiets als een schilderij dat bijna af is maar waarvan ik een hoekje nog niet doorwerkt had; ooit zou ik de moed moeten opbrengen ook dat hoekje aan te pakken om echt tevreden te kunnen zijn.)

Erik Lemmens, 15-5-2012