Bericht 6

Over geld zelf deze keer.
Ik kan in principe drie dingen met geld doen: ik kan er iets mee kopen, ik kan het weggeven en ik kan het (uit)lenen. (Ik kan het ook op de bank zetten, maar dan gaat die het voor mij uitlenen en komen we in een heel ander verhaal..) 
Het gaat telkens om een uitwisseling tussen mij en een ander, maar in elk van de drie gevallen verhoud ik me anders tot die ander. In mijn manier van denken noem ik dat: de ruimte tussen mij en de ander heeft een andere kwaliteit.
Als ik iets koop of verkoop dan verwacht ik dat de tegenprestatie conform de afspraak is. Een kilo suiker is 1000 gram en geen negen ons. Als ik aan de kassa meer moet betalen dan het kaartje op het schap vermeldt, ga ik protesteren. Omgekeerd verwacht de kassière dat ik betaal voor wat ik meeneem. Er is dus sprake van een relatie die wederzijds verplicht. Ik schep een ruimte van uitwisseling-naar-afspraak.
Als ik geld schenk maak ik een heel ander gebaar. Ik geef geld aan de ander en laat die ander volledig vrij ermee te doen wat hij/zij nodig vindt om ermee te doen. Ik schep dus een vrijlatende ruimte van mogelijkheden.
 (Het lenen laat ik hier buiten beschouwing, daar heb ik niet over nagedacht omdat het niet zo relevant is voor mijn vraag over de Werkplaats.)

Ik denk dat deze nuancering van koopgeld en schenkgeld (en leengeld) van groot belang is. Als ik terugkijk op het incident met de ontevreden deelnemer, begrijp ik dat we vanuit twee heel verschillende geldbegrippen dachten. Ik dacht in de sfeer van ruimte en gelegenheid scheppen, zij in de sfeer van afspraak en wederzijdse verplichting. Eigenlijk dacht zij dus in termen van koopgeld, ik in termen van schenkgeld.

Theoretisch lijkt me dit een helder verhaal, maar het wordt ingewikkelder als ik naar de praktijk kijk. Welke van deze twee geldbegrippen is op z’n plek in de Werkplaats?
Ontwikkeling, inspiratie, creativiteit, kun je niet kwantificeren. Het is geen product, geen ding. Je mag als je aan de Werkplaats deelneemt van mij verwachten dat ik mijn best doe jou te begeleiden en te inspireren, maar er is geen garantie op ontwikkeling die in afspraken uitgedrukt kan worden. Dus de begeleiding in de Werkplaats kan niet leven in de sfeer van koopgeld.
Leeft die begeleidingsrelatie dan in een ruimte die onderhouden kan worden met schenkgeld? Dus met geld dat vrije ruimte schept?
Ik was geneigd hier zonder meer ja op te antwoorden, maar ik ben er nog niet uit. Er wordt van mij immers wel degelijk een tegenprestatie verwacht. Een nog open vraag.

(Dit stukje van het verhaal raakt de actualiteit in de tendens binnen de reguliere zorg, bijv. de psychotherapie, om meetbaar resultaat-gerichte trajecten te eisen, en – interessant – die eis komt van de kant van de geldschieter! Er vindt op dat gebied in mijn ogen een heilloze begripsverwarring plaats, die al begint met het gebruik van het woord ‘product’ door verzekeraars, zorgmanagers, banken en anderen. In het Duits zou je spreken van een ‘Verdinglichung’. Een zorgproduct, geldproduct, onderwijsproduct. De gevolgen daarvan in de sfeer van de relatie die mensen met elkaar aangaan in situaties van dienstverlening, zijn desastreus. Filosofe Maria Bartels heeft een buitengewoon verhelderend boekje geschreven over deze problematiek en haar gevolgen: ‘Zin in kwaliteit’, uitg. Ita Wegman Stichting, 2005. Zij wijst er op, dat als er wordt gerept over kwaliteitsverbetering, er meestal sprake is van maatregelen ter verhoging van de efficiëntie, effectiviteit en financiële controle. Met kwaliteit heeft dat weinig van doen, dat is iets van een andere categorie.)

Erik Lemmens, 12-6-2012