Bericht 7

Ik ga proberen de vraag waar ik vorige keer mee eindigde nog wat te verdiepen.
Toen het begrip schenkgeld voor het eerst ter sprake kwam in de kring van de Werkplaats, kreeg ik van een van de deelnemers de reactie: ‘Maar ik verwacht van jou wel dat je als docent kwaliteit levert, daar betaal ik toch voor?’ Dat is een spannende opmerking. Ergens raakt hij het verhaal van de ontevreden deelnemer van een poos geleden, maar we zijn ondertussen wel een stapje verder.
Er zitten twee stukjes in die opmerking/vraag. Het eerste gaat over de verwachting dat ik kwaliteit lever. Het tweede veronderstelt dat betaling daar een rol in speelt. 
In het eerste deel van de opmerking heeft de betreffende deelnemer volkomen gelijk, ik wil graag kwaliteit leveren en dat mag absoluut van mij verwacht worden. Maar hoe zit het met het tweede deel, de rol van het geld daarbij? Ik heb (hopelijk) in de eerdere berichten overtuigend inzichtelijk gemaakt dat de sfeer/relatie/ruimte die samenhangt met het begrip koopgeld niet werkzaam kan zijn in de situatie van de Werkplaats. Toch zit die wel in deze vraag verstopt: geld krijgt een verplichtend karakter zoals dat bij koopgeld past. Als ik het negatief zou willen bekijken, kan ik zeggen: daar zit impliciet de gedachte in dat als die betaling er niet was, ik niet mijn best zou doen om kwaliteit te leveren. Geld wordt dan het dwangmiddel om mij aan het werk en op scherp te houden.

Hoe zit het met die terechte verwachting van kwaliteit? Is geld als dwangmiddel nodig om mij tot inzet en kwaliteit te bewegen? Dat is op een bepaalde manier de basisgedachte van onze baan-en-loon samenleving. En daar ligt nog steeds het argument tègen het basisinkomen: Wat zou er gebeuren als die loon-dwang wegvalt? Dan zou iedereen zomaar gaan doen waar hij of zij zin in heeft. Stel je voor!
En dat is het nu precies! Ik heb geen dwangmiddel nodig om mij tot inzet en kwaliteit aan te zetten omdat inzet en kwaliteit leveren precies is waar ik zin in heb. Omdat dat is wat mij vervult. (En als ik in het licht van deze gedachte denk aan de mensen die een werk doen dat hun in wezen niet vervult, dan maakt mij dat heel nederig, want ik kan dat ook zien als een offer dat zij brengen om deze maatschappij functionerend te houden. Waarom? Omdat wij gezamenlijk nog niet in staat zijn een systeem te scheppen waarvan zin en vervulling wèl de basis zijn…)

Geld is geen garantie voor kwaliteit. Geld schept ook geen kwaliteit. Geld kan kwaliteit niet afdwingen (daarover gaat o.a. Maria Bartels’ genoemde boekje: ‘Zin in Kwaliteit.’). Dus er is nog iets wat ik kan loskoppelen in deze context: kwaliteit en betaling. 
Er is de verwachting van kwaliteit en er is betaling. Beide zijn o.k., maar leven in een ander gebied.

Een complicerende vraag: hoe zit het dan met die verwachting en de vrijheid die het begrip schenkgeld impliceert? Zijn die niet met elkaar in tegenspraak? In de koopgeldsfeer van goederen en producten zijn beide namelijk wel gekoppeld: voor een product van hogere kwaliteit betaal ik meer en dat is terecht, want het kost ook meer om het te maken. In de sfeer waarin ik werk moet ik beide loskoppelen. Als ik een voorlopig antwoord mag formuleren: de verwachting van kwaliteit leeft in gebied van de ontmoeting, van vertrouwen en betrokkenheid. Betaling in de vorm van schenkgeld onderhoudt een ander gebied, dat van levensbehoefte. Deze staan naast elkaar en zijn niet met elkaar in tegenspraak.

Erik Lemmens, 17-6-2012